Geschiedenis: aandacht voor gezondheidszorg (1920-1945)
Ontstaan uit maatschappijen van onderlinge bijstand, is CM in de loop der tijden geëvolueerd tot een dynamische organisatie, die op vele terreinen actief is. Een terugblik.
Draaischijf
De Landsbond hielp de christelijke mutualiteiten langzaam overeind. De bisschop van Gent stelde Arthur Eeckhout vrij van parochiedienst zodat hij volledig ter beschikking van de organisatie stond. Het algemeen secretariaat werd gereorganiseerd en voorlopig overgebracht van Brussel naar Gent.
Dankzij de regelmatige contacten met de verbonden en de plaatselijke ziekenkassen, werd het secretariaat de draaischijf van de mutualistische beweging. De nationale organisatie richtte nieuwe ziekenkassen op zodat er in elke gemeente een christelijke mutualiteit actief was. De Landsbond kreeg ook steeds meer greep op de verbonden. Vanaf 1930 werden de federaties en de plaatselijke kassen verplicht zijn richtlijnen op te volgen. Deden ze dat niet, dan mochten ze niet langer van de nationale dienstverlening genieten.
Democratisering
Edellieden en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders, burgers van aanzien en grootgrondbezitters vormden de besturen van de christelijke mutualiteiten. Op enkele uitzonderingen na, zetelden er aanvankelijk enkel mensen uit de burgerij en de clerus in de beheerraad van de Landsbond.
Het ledenbestand was wel zeer gevarieerd: zowel werknemers, landbouwers, zelfstandigen als leden van de burgerij waren lid van een christelijke ziekenkas. De tegenstelling tussen het bestuur en de leden leidde tot spanningen. In 1923 werd een compromis bereikt. De verschillende bestuursniveaus werden gedemocratiseerd en vanaf juli 1926 werden afgevaardigden van de middenstand, de Boerenbond en het ACW, de koepelorganisatie van de christelijke werknemers in het bestuur opgenomen.
Nieuwe diensten
In de tussenoorlogse periode hadden de overheid en de mutualiteiten steeds meer aandacht voor gezondheidszorg. De staat subsidieerde vaak nieuwe diensten, daarom bouwde de Landsbond zijn gezondheidsdiensten verder uit. Ook de concurrentie met de andere mutualiteiten speelde hierin een belangrijke rol. De medisch-farmaceutische en de heelkundige diensten ontwikkelden zich verder. Er werden poliklinieken, sanatoria en dispensaria opgericht. Vaak stond de strijd tegen tuberculose centraal. Daarom kocht de Landsbond in 1918 met de hulp van de overheid een ziekenhuis in Mont-sur-Meuse en bouwde het om tot een sanatorium.
CM nam ook verpleegsters-bezoeksters in dienst. Zij bezochten de leden thuis, spoorden ziekten op en gaven raad over hygiëne en gezondheid. In 1925 werden de eerste verpleegsters aangeworven, in 1940 waren er 147 actief. Zij waren de voorlopers van de huidige maatschappelijk werkers.
Moeilijke jaren
Met uitzondering van de eerste maanden, konden de christelijke mutualiteiten hun werking verderzetten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch waren het moeilijke jaren. De Duitse bezetter ondernam pogingen om de gezondheidszorg volledig te reorganiseren. Uiteindelijk kwam van deze plannen niets in huis.
Vertegenwoordigers van de werkgevers, de socialistische en de christelijke vakbond en een aantal hoge ambtenaren zetten intussen de krijtlijnen van de naoorlogse sociale zekerheid op papier. Dit Sociaal Pact bevatte onder meer de invoering van de verplichte ziekteverzekering. LCM was niet betrokken bij de onderhandelingen en voelde zich buitenspel gezet. Enkele bestuursleden spraken zich uit tegen de verplichte verzekering. Daarmee manoeuvreerde de Landsbond zich in een moeilijk parket. Uiteindelijk stemde een nipte meerderheid binnen LCM voor de verplichting.