Er keihard voor gaan in de zachte sector
Werken in de zachte sector? Dan denk je aan empathie tonen, sociaalvoelend zijn en jezelf wegcijferen. Niet altijd eenvoudig. Maar voor Jeroen De Troyer, Petra Hauben en Janerose Merilos weegt dat niet op tegen de zonzijde van hun job. ‘Aan ons werk zitten dagelijks vele gouden randjes.’
Hoe kom je terecht in de zachte sector? Rol je erin of ben je voorbestemd? Vroedvrouw Jeroen, een beschermde titel die hij met trots draagt, hoeft niet lang na te denken. Als oudste van vijf kinderen maakte hij de zwangerschappen van zijn moeder van dichtbij mee. ‘Mijn twee jongste zussen zijn geboren terwijl ik erbij was. Dat zijn indrukwekkende ervaringen. Toen is mijn liefde voor vroedkunde ontstaan.’
Ook voor thuisverpleegkundige Janerose stond het vast dat ze in de zorg zou gaan. ‘Ik heb een groot hart voor kinderen, dus wilde ik absoluut in de pediatrie werken. Maar tijdens de eerste stage merkte ik dat ik de ellende bij die kleintjes niet aankon. Ik moest me in allerijl heroriënteren. Toen heb ik wel even gepanikeerd. Was dit wel iets voor mij? Gelukkig bleek bij een volgende stage dat de thuiszorg me op het lijf geschreven is.’
Petra twijfelde destijds tussen twee studierichtingen. ‘Ik hield van talen, maar uiteindelijk koos ik voor een sociale richting. Het hielp dat mijn beste vriendin daar ook voor koos. Hoe gaat dat als 18-jarige? (lacht).’ Toch heeft ze nog geen seconde spijt gehad van die beslissing. Vandaag begeleidt Petra mensen met een beperking in een tuinatelier. ‘Daar zit ik helemaal op mijn plek.’
Ik ben altijd bezig, als een echte workaholic.
Jeroen De Troyer
Alles geven
Als vroedvrouw is Jeroen bijna zeven dagen op zeven aan het werk. Meer zelfs, hij combineert twee jobs: zowel in het ziekenhuis als in een groepspraktijk geeft hij volle gas.
Een voordeel, vindt Jeroen. Want door hard te werken, spaart hij vakantiedagen op en zo kan hij er langer tussenuit. ‘Ik hou van verre reizen, dus dat zit perfect voor mij. Maar op een bepaald moment moest ik gas terugnemen, het evenwicht was compleet zoek.’ En dus schroefde hij zijn uren in het ziekenhuis wat terug. Zo kon hij dat blijven combineren met zijn werk in de groepspraktijk. ‘Ik ben en blijf een workaholic. Maar het is de passie die me drijft.’
Ook Janerose ondervond dat ze de balans tussen werk en privé zorgvuldig moest bewaken. ‘Toen ik pas aan de slag was als thuisverpleegkundige, voelde dat aan als pure ontspanning. Eindelijk, het echte leven, dacht ik. Na mijn shiften nam ik nog volop telefoontjes van het werk aan en beantwoordde ik vragen over mijn patiënten.’ Janerose vond dat allemaal vanzelfsprekend, want het ging om haar patiënten met wie ze een hechte band had opgebouwd. En je doet alles voor de mensen met wie je een band hebt, toch?
Maar het deed haar partner wel fronsen, zeker toen Janerose ermee doorging terwijl ze samen op weekend waren. Het werd duidelijk dat ze het zo niet zou volhouden. ‘Op korte termijn voelt het logisch om altijd beschikbaar te zijn. Maar op de langere termijn wreekt zich dat.’
Vandaag zorgt Janerose ervoor dat alles is afgerond wanneer haar werkdag erop zit. Haar patiënten komen nog altijd op de eerste plaats. Maar wanneer Janerose geen dienst heeft, nemen collega’s het van haar over.
Even K.O.
Thuiskomen en het werk kunnen loslaten. Grenzen trekken. Blijkbaar is dat de succesformule als je met mensen werkt. Als dat niet goed lukt, kan het fout lopen. Zo gebeurde het dat Petra enkele jaren geleden even de moed kwijt was. ‘Ik had geen burn-out, maar ik voelde dat ik de rode lijn naderde.’
Zoals veel van haar collega’s wilde Petra haar volledige aandacht geven aan haar cliënten. Op haar werk gaf ze alles. Maar ze voelde dat ze niet zoveel meer over had voor thuis. ‘Ik kreeg de raad om het wat kalmer aan te doen op het werk. Maar hoe doe je dat, als je met mensen werkt? Je kunt toch moeilijk een beetje minder je best doen?’
Gelukkig zit Petra’s evenwicht tegenwoordig stukken beter. ‘Ik heb een overstap gemaakt naar het tuinatelier en combineer dat met een eigen bloementuin in bijberoep. Bloemen en planten zijn mijn passie én ik ben een introverte persoon. Bij het werk in mijn eigen tuin ben ik alleen aan de slag en dat is voor mij een prima kans om mijn batterijen op te laden.’
Een beetje minder je best doen voor de mensen, dat gaat toch niet?
Petra Hauben
Pokerface
De knop kunnen omdraaien na het werk is een ding. Maar ook binnen een werkdag kan het nodig zijn om mentaal te schakelen.
Daar kan Janerose van meespreken. Tijdens een avonddienst ziet ze achttien à negentien patiënten. ‘Er is wel wat tijdsdruk mee gemoeid. Toch wil ik niet dat mijn patiënt daar iets van merkt. Ik verplaats me efficiënt tussen twee huisbezoeken en probeer zo weinig mogelijk tijd te verliezen. Maar eens ik bij een patiënt binnenstap, draai ik de knop om en neem ik de tijd die nodig is om die persoon te verzorgen. Dat vind ik superbelangrijk.’
Dat beaamt Jeroen. ‘Ook na een moeilijke situatie loopt je shift gewoon door. Je kunt het ene moment een reanimatie van een baby’tje meemaken om het volgende moment bij een dolgelukkige kersverse mama binnen te stappen die net een vlekkeloze bevalling achter de rug heeft. Uiteraard ben je blij voor die laatste, maar het is telkens toch even slikken.’
Ook Petra wil professioneel blijven, al staat ze elke dag voor een enorme puzzel. ‘Ik bedenk voor elke cliënt een passende taak in de tuin. Als er morgen iemand met een rolstoel op de planning staat, dan laat ik de peulerwtjes vandaag nog hangen. De pluk is een ideale opdracht voor een rolstoelgebruiker. Maar tegelijk merk ik dat het puzzelen een enorme valkuil is. Want soms krijg ik de puzzelstukjes niet voor iedereen even goed gelegd. Terwijl ik vooral wil dat de cliënten goed in hun vel zitten.’
Zodra ik bij de patiënt binnenstap, neem ik de tijd
Janerose Merilos
Gouden randjes
Toeval of niet, als we vragen naar wat hun job de moeite waard maakt, reageren zowel Jeroen, Janerose als Petra met een heerlijke glimlach. Alsof ze niet weten wat eerst te noemen. ‘Erbij zijn op de meest intieme momenten van het leven, de dankbaarheid, een glimlach, een troostende aanraking, een goede afloop …’ Het is slechts een bloemlezing van hun antwoorden.
Janerose koestert de gemoedelijke band met haar patiënten. ‘Ze vertrouwen je heel veel toe, soms meer dan aan hun eigen familieleden. Voor hun familie houden ze zich sterk, ze durven niet altijd toegeven dat het moeilijk gaat. En dus zetten ze een masker op. Maar bij ons valt dat masker weg. Dat maakt het contact heel bijzonder.’
‘Soms start hier iemand die erg in zichzelf gekeerd lijkt’, vertelt Petra. ‘We zoeken dan samen naar talenten en mogelijkheden zodat die zich hier goed in zijn vel gaat voelen. Zo iemand na verloop van tijd zien openbloeien en communiceren, geeft vleugels. Ik merk ook dat onze cliënten buitengewone voelsprieten hebben. Ze zien het meteen als ik een slechte dag heb. Gaat het? vragen ze dan voorzichtig. Zo attent, dat is goud waard.’
Eerste keren
De jobs van Jeroen, Janerose en Petra zitten boordevol eerste keren. Al is het maar omdat de kennis die ze op de schoolbanken meekregen, er in de praktijk net een tikkeltje anders uitziet. Een ding is zeker: het echte leven maakt indruk.
‘Mijn eerste bevalling staat in mijn geheugen gegrift’, vertelt Jeroen. ‘Normaal neemt de gynaecoloog de leiding. Maar bij die bevalling ging het heel snel. De gynaecoloog was te laat. De bevalling lag dus helemaal in de handen van het vroedvrouwenteam. Wat een kippenvelmoment toen de baby kwam. Ik belde nadien meteen naar mijn ouders omdat ik zo onder de indruk was. Van mijn vader krijg ik nog jaarlijks een berichtje om die eerste keer te vieren.’
Janerose herinnert zich nog haar eerste huisbezoeken. Wat haar het meest opviel? Het enorme verschil tussen het boerenerf waar ze haar eerste cliënt verzorgde en de villa waar ze haar tweede huisbezoek deed. ‘Daar moest ik echt van bekomen. De eerste patiënt had bijna niets meer, ik had zelfs moeite om de zorg te kunnen toedienen. Terwijl de omstandigheden voor de tweede patiënt zoveel beter waren.’
Als Petra een memorabele eerste keer moet noemen, dan is het eentje over afscheid nemen. ‘Als iemand sterft met wie je elke dag nauw hebt samengewerkt, met wie je een band hebt opgebouwd … dat is bikkelhard. Want je moet je eigen verdriet een plaats geven en tegelijk je cruciale rol als begeleider van de andere cliënten blijven vervullen. Daar leer je gaandeweg mee omgaan. Maar als je pas van de schoolbanken komt, is het een overweldigende ervaring.’